Duitsers – zo lijkt het wel eens – zijn geboren op de achterbank van een auto. Een Duitse auto wel te verstaan. Veel Duitsers rijden graag in een auto “Made in Germany”. Maar de toekomst vormt een grote uitdaging voor de Duitse auto-industrie

De automobielindustrie is voor Duitsland erg belangrijk

De auto-industrie is een hele grote werkgever in Duitsland. Eén op de zeven werkende Duitsers – ongeveer 2 miljoen mensen – dankt er zijn inkomen aan. Ook veel Nederlandse bedrijven leveren onderdelen voor de Duitse auto-industrie. Via belastingstimulering zijn de prijzen voor de begeerde automobielen in het eigen land altijd wat lager dan in het buitenland. Een grote markt voor de dure en degelijke automerken als Mercedes, Audi en BMW – de zogenaamde premium-Marken is natuurlijk Amerika, maar de laatste jaren verkopen deze merken veel auto’s in China. Daar zijn steeds meer rijke mensen die een grote auto willen. Speciaal voor deze markt leveren de Duitse merken veel verlengde auto’s. De Chinese baas van een groot bedrijf rijdt immers niet zelf. Hij laat zich rijden! En daarom is extra ruimte achterin erg belangrijk voor de Chinese klanten.

Schandalen

Omslag van het magazine DER SPIEGEL, waarin over de afspraken tussen de autobouwers bericht werd.

Toen bekend werd dat Volkswagen – maar ook veel andere merken – sjoemelsoftware in hun auto’s ingebouwd hadden om bij de toelatingstests te doen alsof ze minder schadelijke stoffen uitstootten was dat een enorme klap voor het vertrouwen in de auto industrie. Daarna werd bekend dat de grootste Duitse autofabrikanten onderling afspraken gemaakt hadden, waardoor de concurrentie verstoord werd.

 

Documentaire over de toekomst van de Duitse auto-industrie.

De Duitse auto-industrie staat onder druk. Uiteindelijk gaan we over naar elektrisch rijden, of op waterstof. Daarin loopt de Duitse auto-industrie niet bepaald voorop. In de steden kopen steeds minder jongeren een auto. Deze documentaire gaat in op de laatste ontwikkelingen.

Groot land – lange afstanden

Duitsers kijken er niet van op om lang te moeten rijden. Een paar uur ben je immers al snel onderweg is een land van zo’n formaat. Daarom rijden bijvoorbeeld veel Duitsers uit het Roergebied voor een lang weekend even naar Zeeland. Geen wonder dat veel mensen zo’n grote auto hebben. De grote afstanden zorgen er ook voor, dat het aantrekkelijk is om te carpoolen. Niet dat iedereen dat doet, maar vooral jongeren en studenten melden zich vaak bij een Mitfahrzentrale. Daar melden zich ook mensen die een autoritje aanbieden van bijvoorbeeld München naar Hannover. De “meerijcentrale” bemiddelt dan, en de passagier deelt mee in de benzinekosten.

Maximum snelheid: “Freie Fahrt für freie Bürger”

Een heilig huisje in Duitsland is de maximum snelheid op de auto snelwegen, de Autobahn. Als je dan al zo veel geld uitgegeven hebt voor een mooie Made in Germany-auto die hard kan, wil je er ook graag hard mee rijden.Rond veel steden en in drukkere gebieden staan er borden dat je er bijvoorbeeld maar 100 of 130 mag rijden. Maar als er geen bord staat, dan mag je theoretisch met lichtsnelheid over de weg scheuren… mits je niemand in gevaar brengt. Vanaf 140 kilometer per uur ben je volgens de Duitse rechtspraak altijd medeschuldig als er een ongeval gebeurt. Dat is gedaan om er voor te zorgen dat je extra goed oplet. Soms zijn er – als er bijvoorbeeld weer eens een groter ongeluk plaats vond – actiegroepen en politici die vinden dat er een algemene maximumsnelheid moet komen, maar daar vinden al snel de machtige auto-lobby en de leden van de Duitse ANWB, de ADAC (spreek uit: aa-dee-aa-tsee) tegenover zich. Hun slogan wordt niet vaak meer gebruikt, maar iedereen kent hem nog: Freie Fahrt für freie Bürger.

Verkeersregels en verkeerstekens

Sommige dingen zijn bij onze oosterburen een beetje anders. De stoplichten schakelen niet van rood in een keer naar groen, maar tonen tussendoor ook nog eventjes geel. “Haaietanden” bij een kruising zul je tevergeefs zoeken, je treft er een dikke doorgetrokken streep aan. In Oost-Duitsland zie je bij een stoplicht vaak een klein bordje met een groene pijl naar rechts aan. Dat is een erfenisje uit de DDR-verkeersregels. Het betekent dat je – ondanks een rood stoplicht – rechtsaf mag slaan. Mits er niemand aankomt natuurlijk.

Beroemde auto’s: De Volkswagen Kever

De Kever geldt als het eerste wereldwijde succes van Volkswagen: een betrouwbare, betaalbare auto. Het prototype, ontworpen door Ferdinand Porsche, was al voor de Tweede Wereldoorlog gereed. In 1945 werd met de produktie in Wolfsburg begonnen. In 1953 rolde de 500.000e van de band. De auto werd mede tot symbool van het Wirtschaftwunder, de snelle economische opleving van Duitsland na 1945. Het was voor een hele generatie mensen de eerste, betaalbare en degelijke auto. Niemand noemde auto toen overigens kever, hij heette gewoon “Volkswagen”, want deze fabriek had maar één model, de Volkswagen! Later – toen mensen meer geld kregen en er meer auto’s te koop waren – werd de Kever vaak het eerste autootje van jongeren die net hun rijbewijs hadden en een goedkoop tweedehandsje konden kopen. Uiteindelijk zijn er ongeveer 21 miljoen Kevers in allerlei uitvoeringen gebouwd. Alleen de Volkswagen Golf heeft dat record later kunnen verbreken. De allerlaatste Kevers rollen in 2003 in de Volkswagenfabriek in Mexiko van de band.

 

Beroemde auto’s: De Trabant

Wat de Volkswagen Kever voor West-Duitsland was, was de Trabant voor Oost-Duitsland. De “Trabant”, in de volksmond liefdevol Trabi genoemd, is voor velen het symbool van de voormalige DDR, het huidige Oost-Duitsland. Het koddige autootje met het typische geluid van de tweetaktmotor (prrrrop…prop….prop) en bijbehorende blauwe walm en stank uit de uitlaat was een betrouwbare kameraad voor ontelbare DDR-Burgers, die de lange wachttijd bij aanschaf (tot ruim 10 jaar) op de koop toenamen. Slimme lieden probeerden zelfs al bij de geboorte van hun kinderen een auto voor hen aan te vragen, maar daar stak de regering al snel een stokje voor. Omdat de regering van de DDR op consumptiegoederen bezuinigde werd de carosserie niet van staal gemaakt, maar van Duroplast, een soort polyester. Het roest niet, maar als je een deuk hebt ben je zuur…

Autobahn & Stau

Fahren fahren fahren auf der Autobahn werd een cult-hit van de popgroep Kraftwerk. Geen wonder, want je kon er behoorlijk hard fahren en dat is leuk. Kón, want tegenwoordig is het er zo druk dat dat moeilijk wordt. File deert een Duitser niet. Al staat de de snelweg rond Berlijn (Berliner Ring) steevast elke dag vol met auto’s; ook al is er geen doorkomen aan in het Roergebied, al staat de eigen binnenstad vol stinkende auto’s; je gaat gewoon met de auto. Veel Nederlanders doen het de Duitsers overigens na. Ze gaan gewoon nóg vroeger weg van huis. De laatste jaren echter blijkt dat het uitbreiden van het aantal rijstroken op de snelweg niet langer een echte oplossing is. De milieubeweging, vooral vertegenwoordigd door de politieke partij “de Groenen” (die Grünen), vindt meer en meer aanhangers. Maar die stuiten op de weerstand van het legioen enthousiaste autorijders in Duitsland. Die hanteren op hun beurt het motto Freie Fahrt für freie Bürger

 

De eerste Autobahnen werden ten tijde van Hitler aangelegd en bestonden uit betonplaten. Het was overigens geen uitvinding van Hitler en ook geen Duitse uitvinding. Het benodigde geld daarvoor werd o.a.aan de spoorwegen onttrokken. Het doel was niet alleen het autoverkeer te bevorderen, maar ook troepenbewegingen te vergemakkelijken.

 

Alternatief vervoer

De trein, die Bahn, is voor het vervoer van stad naar stad in Duitsland een prima alternatief. Helaas kent men in Duitsland niet zoiets als de OV-chipkaart. Elk bus- of trambedrijf verkoopt weliswaar eigen kaartjes, maar werkt vaak wel samen met andere vervoersmaatschappijen en met de Duitse spoorwegen in een zogenaamd plaatselijk Verkehrsverbund. In de grotere steden vind je vrijwel altijd een metro (U-Bahn) en prima tram- en busverbindingen.

De ICE (spreek uit: ie-tsee-ee), de Duitse hogesnelheidstrein

Met de Duitse spoorwegen gaat het de laatste jaren beter. Het bedrijf maakt winst. De spoorwegen hebben talloze kleine stations en verlieslijdende lijnen afgestoten en stopten hun geld de laatste jaren in de modernisering van de knooppunten van de grote steden. In Keulen, Hamburg, Leipzig en Berlijn lijken de stations inmiddels al meer op winkelcentra. (puzzeltje: zoek de treinen!) Het lokale vervoer, de “stoptrein”, is steeds beter geworden, sinds het geld daarvoor naar de Duitse deelstaten is gegaan. Deze kunnen bij een vervoersaanbieder naar eigen keuze inkopen wat ze nodig hebben. Het gevolg is dat je nu in Duitsland op het platteland treinen van verschillende maatschappijen ziet rijden.