De machtsgreep

In januari 1933 werd Hitler door Rijkspresident Von Hindenburg tot Rijkskanselier benoemd. In zijn eerste kabinet waren slechts drie van de elf ministers lid van zijn NSDAP. Conservatief-nationale tegenstanders hoopten, dat al snel zou blijken dat Hitler een slechte leider zou zijn, zodat zij de macht over zouden kunnen nemen. De aanstaande verkiezingen van 5 maart zouden duidelijkheid moeten brengen.

In de aanloop naar de nieuwe verkiezingen van maart 1933 deinsden de nationaal-socialisten (nazi’s) niet terug voor om tegenstanders, en vooral de communisten en sociaal-democraten, met alle middel van de terreur te bestrijden. Kort voor de verkiezingsdatum ging het parlementsgebouw van de Rijksdag in vlammen op . De brand bleek aangestoken te zijn, volgens de nazi’s door communisten. Het bewijs hiervoor is nooit geleverd, maar het kwam de nazi’s erg goed uit: Onmiddellijk werd een verordening afgekondigd, waarin de belangrijkste grondrechten opgeheven werden: persoonlijke vrijheid, recht op vrije meningsuiting, recht op hij houden van bijeenkomsten, opheffing van het brief-, post- telegraaf- en telefoongeheim. Dit alles om het “communistische, staatsbedreigende terrorisme” een halt toe te roepen.

De nazi’s behaalden in maart 1933 44% van de stemmen en werden daarmee de grootste partij in de Rijksdag. Kort nadat de nieuwe Rijksdag bijeen kwam, werd een wetsontwerp ter stemming ingebracht, dat het de regering voor 4 jaar mogelijk moest maken om zonder parlement te regeren, het Ermächtigungsgesetz. De Rijksdag moest dus feitelijk over zijn eigen overbodigheid stemmen. De nog aanwezige leden van de sociaaldemocraten – de communisten waren afwezig of zaten al in de gevangenis – stemden tegen, maar de wet werd toch aangenomen. De dictatuur was daarmee een feit. In de daarop volgende tijd werden alle partijen en vakbonden behalve de NSDAP verboden en duizenden politieke tegenstanders bedreigd of opgepakt werden om in de eerste concentratiekampen te eindigen.

In 1934 stierf Hindenburg. Hitler noemde zichzelf nu “Führer und Reichskanzler“, waarmee hij zichzelf ook het presidentiële ambt toeëigende.

“Ein Volk, ein Reich, ein Führer”

De Rijkspartijdagen van de NSDAP waren gigantische propaganda-bijeenkomsten, die elk jaar (tot 1938) in Nürnberg gehouden werden. Het aantal deelnemers bedroeg tot zo’n 500.000. Alles draaide hier om de theatrale enscenering van de persoon van de Führer, die daar zijn beruchte toespraken hield. Ter ere van de Führer werd er volop gemarcheerd en talloze jongeren, soldaten en andere groepen getrouwelingen legden de eed op hem af. Met een arsenaal aan pseudo-religieuze rituelen in een modern jasje (met film, geluidseffecten, radioreportages enz.) betoonde men steun aan de Führer, het rijk, het land. Niet voor niets luidde een bekende propaganda slogan: Ein Volk, ein Reich, ein Führer

Het ging dus niet over de richting van de partij en eventuele discussie daarover, zoals je dat bij een normale politieke partij zou kunnen verwachten. Die richting bepaalde immers de Führer.

Het nationaal-socialisme

Deze beweging ontstond na de eerste wereldoorlog en had veel overeenkomsten met het fascisme (leider: Mussolini) in Italië. Het was voor een belangrijk deel een reactie op de revolutionaire stromingen en het ontstaan van de parlementaire democratie.

In de Republiek van Weimar bleek de democratie immers niet goed van de grond te komen en de NSDAP werd tot een verzamelbekken voor iedereen die hier genoeg van had. Volgens het nationaal-socialisme, dat meer een beweging dan een partij was, kon alleen een krachtige leider, de Führer, het volk regeren. De wil van het individu moest ondergeschikt zijn aan die van het gehele volk en de leider. Bekende propagandaslogans waren destijds: Du bist nichts, dein Volk ist alles en Führer befiehl, wir gehorchen (leider beveel, wij gehoorzamen). Ook de verheerlijking van de onderlinge kameraadschap en solidariteit – en het opofferen van de eigen persoon hiervoor – is een belangrijk onderdeel van het nationaal-socialisme. Dit werd in ontelbare fakkeloptochten, grootse bijeenkomsten en marsen gedemonstreerd.

Hitler benadrukte daarnaast dat Duitsland zich moest losmaken van de “dwangvrede” van Versailles en zelfbewust naar economische onafhankelijkheid moest streven. Bovendien diende het Duitse volk meer “levensruimte” te krijgen. Dit werd de aanleiding om tot een agressieve buitenlandse politiek te komen, via welke ook de buiten Duitsland levende Duitse bevolkingsgroepen door bezetting van hun gebieden Heim ins Reich (“terug thuis in het rijk”) gehaald dienden te worden.

Tot slot zinspeelde Hitler telkens weer op het dreigende gevaar van het communisme, dat ook in Duitsland veel aanhangers kende. Menig Duitse burger – en zeker de welgestelden en de elites -gruwde van het idee en was het dus met Hitler op dat punt eens.

Rassenideologie en Jodenvernietiging

“Uit het gezicht spreekt de ziel van het ras”. De Duitse bevolking kreeg allerlei “voorlichtingsmateriaal ” om rassen te leren herkennen. En vooral ook de in de ogen van de nazi’s ongewenste rassen. Links boven Duitse meisje en links onder zie je een Duitse jongen. Rechts boven en rechts onder Joodse meisjes en een Joods jongen.

In een geleidelijk en sluipend tempo werd vanaf 1942 aan de uitwerking en uitvoering van de plannen begonnen, om de Joden uit te roeien. Volgens de ideeën van Hitlers nationaal-socialisme waren de Joden “bloedzuigers” en schuldig aan alle problemen in de maatschappij. Bovendien waren zij behalve zondebok volgens dezelfde ideologie een “minderwaardig ras” ten opzichte van het Arische, “edele Germaanse ras”, het “Herrenvolk“. Omdat er een “Durchrassung” (rassenmengeling) van de maatschappij dreigde moest het “Duitse bloed en de Duitse grond”, (“Blut und Boden“) gezuiverd worden. Behalve de Joden golden ook zigeuners, negers, homoseksuelen en gehandicapten als “onwaardig leven” dat uitgeroeid diende te worden.

Eerst werden deze bevolkingsgroepen allerlei rechten ontnomen en het leven daardoor ondragelijk gemaakt. Vervolgens werden zij opgepakt en naar concentratiekampen gebracht om daar ofwel door dwangarbeid te bezwijken of vergast te worden. Duizenden joden, vaak behorend tot de intellectuele elite van kunstenaars en wetenschappers, ontvluchtten het land toen dat in de beginjaren van het regime nog ging. Uiteindelijk schat men dat er ruim zes miljoen Joden vermoord werden.

Binnenlandse politiek tot 1939

Hitler binnenlandse politiek tot 1939 stond in het kader van de Gleichschaltung (gelijkschakeling): Alles en iedereen moest volgens de ideeën van het nationaal-socialistische omgevormd worden. Daarnaast moest de economie op gang gebracht worden, om – maar dat werd er niet bij verteld – de wapenproductie op te kunnen schroeven.

Vanaf mei 1933 werden allerlei partijen en vakbonden opgeheven, hun bezittingen in beslag genomen. In december van dat jaar werd de NSDAP de officiële staatspartij. Talrijke bestaande organisaties en verenigingen werden vervangen of gecontroleerd door nationaal-socialistische organisaties of anders opgeheven. Dit gold bijvoorbeeld ook voor de talloze jeugdverenigingen, die tot de Hitlerjeugd samengevoegd werden. Ook de Duitse deelstaten en regio’s kwamen – net als de politie – onder directe controle van de Nazis. In juni 1934 liet Hitler Ernst Röhm, chef van de partij-“knokploeg” SA en een reeks andere politieke tegenstanders vermoorden, onder het mom van het gevaar van een revolutie.

Economie

De nieuwe snelwegen, hier op een poster die duidelijk maakt dat ook de snelwegen voor de nationaal-socialistische propaganda gebruikt werden.

Een belangrijk doel van de nationaal-socialistische economische politiek was het streven naar autarkie [=economische onafhankelijkheid]. Ook hier werden talrijke organisaties opgericht om de totale controle te verkrijgen. Door een groot werkgelegenheidsprogramma – voor een belangrijk deel in de wapenindustrie en bij de aanleg van de Autobahnen -, daarbij geholpen door het einde van de crisis in de wereldeconomie liep het aantal werklozen snel terug. Hitler wist hierdoor het vertrouwen van veel (twijfelende) Duitsers te winnen. Dat de autarkie bedoeld was om in een oorlog lange tijd een blokkade vol te kunnen houden, dat de snelwegen speciaal voor troepenverplaatsingen aangelegd werden en dat dit alles ten koste van een enorme staatsschuld van 42 miljard Reichsmark ging, werd geheim gehouden.

Buitenlandse politiek tot 1939

Hitlers streefde met zijn buitenlandse politiek vooral naar een afrekening met de “dictaatvrede” van Versailles. Vervolgens was het noodzakelijk dat het Duitse volk nieuwe “Lebensraum” (“levensruimte”) verkreeg. Voortdurend benadrukte hij daarbij zijn vreedzame bedoelingen, die ook uit talrijke verdragen bleek. Ze bleken achteraf niets waard te zijn…

  • In 1934 sloot Hitler een niet-aanvalsverdrag met Polen.
  • In maart 1935 werd de dienstplicht weer ingevoerd en sloot Hitler een accoord met Engeland over de omvang van de marines van beide landen.
  • Het Saarland – dat sinds de vrede van Versailles onder beheer van de Volkerenbond stond – werd in dat jaar na een volksreferendum weer deel van het Duitse rijk.
  • In maart 1936 bezetten Duitse troepen het Rheinland. Dit gebied was tot dan toe bezet geweest door de Fransen en later gedemilitariseerd. In juli haalde Hitler door een verdrag de banden met Oostenrijk aan.
  • In 1936 en 1937 werkte Hitler aan het “Antikominternpakt”, dat tegen het communistische Rusland gericht was. Italië wordt lid en vorm de “As Berlijn-Rome”. Later werd ook Spanje lid.
  • Oostenrijk werd in 1938 door de “Anschluss” (=aansluiting) bij het Rijk gevoegd. Deze “hereniging” met het rijk wordt door een volksreferendum bevestigd.
  • Tijdens de Europese vredesconferentie van München in september 1938 werd besloten dat Duitsland een deel van Tsjecho-Slowakije mocht bezetten, “het Sudetenland”, waar talrijke Sudetenduitsers leefden. Hitler stelde de Europese landen gerust, dat dit zijn laatste eis was.
  • Kort daarna sloot hij een niet-aanvalsverdrag met Engeland en een verdrag met Frankrijk, waarin de grens tussen beide landen erkend werd.
  • In maart 1939 bezetten echter Duitse troepen de rest van Tsjecho-Slowakije
  • In augustus 1939 sloot Hitler een niet-aanvalsverdrag met Rusland af. In een geheime afspraak werd een verdeling van Polen tussen beide landen vastgelegd.

De Tweede Wereldoorlog

In maart 1939 bezetten Duitse troepen Tsjecho-Slowakije en op 1 september 1939 viel het Duitse leger Polen binnen, waarmee de Tweede Wereldoorlog in Europa begon. Engeland en Frankrijk verklaarden Duitsland de oorlog.

Na Polen werden Denemarken, Noorwegen, Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk, Joegoslavië en Griekenland het doelwit van Duitse aanvallen. Ook werd in Noord-Afrika gevochten om de controle over het Suez-Kanaal te bemachtigen. Door de militaire overmacht en de moderne manier van oorlogvoeren, de “Blitzkrieg”, liep Hitler in een hoog tempo West-europa onder de voet. Maar “de luchtslag om Engeland” werd verloren, een bezetting van Engeland was daarmee onmogelijk.

In 1941 viel Hitler ook de Sovjet-Unie aan, waar zijn troepen tot bij Moskou door wisten te dringen, maar in de winter van 1942 liep het offensief vast en moesten de troepen terugtrekken. Het tij begon te keren, toen een groot leger bij de stad Stalingrad omsingeld werd en zich na enorme verliezen in januari 1943 moest overgeven. Geallieerde bommenwerpers bombardeerden nu dagelijks Duitse steden en industriële doelen, vanaf 1944 controleerden de geallieerden het luchtruim boven Duitsland volledig.

In 1941 verklaarde Hitler de oorlog aan de Verenigde Staten, die zich tot dan toe neutraal opgesteld hadden, maar Engeland en Rusland van wapens en hulpgoederen voorzagen.

In de bezette landen leed de bevolking steeds meer onder de uitbuiting en onderdrukking, zeker naarmate in het verloop van de oorlog meer dwangarbeiders ingezet werden. Her en der ontstonden verzetsbewegingen, die zich door aanslagen en overvallen deden gelden. Van massaal verzet kon echter geen sprake zijn, dit was door de terreur van de geheime politie – de Gestapo – en de alomtegenwoordige verraders en meelopers onmogelijk.

In juli 1944 overleeft Hitler een aanslag, die met name door officieren (Von Stauffenberg) beraamd en gepleegd werd. Hij nam wraak door kort daarna meer dan 4.000 mensen te laten executeren, waaronder onschuldige familieleden en kennissen van de plegers.


De laatste dagen verbleef Hitler in zijn bunker in Berlijn. Zijn laatste optreden voor zijn zelfmoord was het uitreiken van medailles aan (kind)soldaten van de Hitlerjeugd. Dit is gefilmd en later in de film Der Untergang – zie foto – nagespeeld. © Constantin Film

In juni 1944 landden geallieerde troepen in Frankrijk en drongen snel door richting Duitsland. Ook aan het Oostfront stortte de verdediging in. Hoewel de toekomst uitzichtloos leek, zweepte de propaganda de bevolking op tot een laatste krachtsinspanning om de “eindzege” te behalen. De zinloze oorlog ging nog tot in april 1945 door, in de puinhopen van Berlijn. Daar pleegde Hitler op 30 april 1945 zelfmoord. Acht dagen later capituleerde Duitsland. De Tweede Wereldoorlog kostte circa 55 miljoen mensen het leven.

Lees hier hoe het verder ging met de geschiedenis van Duitsland