Keizer Wilhelm II.

Wilhelm II (ca 1889) in een van zijn pronk- en praaluniformen, waar hij gek op was. © foto Huis Doorn

In 1888 kwam er een nieuwe keizer op de troon: De ambitieuze, grillige en eigenzinnige keizer Wilhelm II. (1859-1941). Hij gaf aan vooral zelf te willen regeren in plaats van dingen aan regering en parlement over te laten. Hoewel hij door zijn afkomst – zijn moeder was de Engelse kroonprinses, de Russische Tsaar was zijn neef – DE ideale bemiddelaar zou kunnen zijn, bracht hij al snel de publieke opinie en regeringen in het buitenland in verlegenheid door zijn eigenmachtige optreden, vaak onhandige en gespierde taal. Rijkskanselier Bismarck – die tot dan toe de touwtjes in handen had in het Rijk en aan de wieg stond van de Duitse eenheid – werd al na twee jaar door de nieuwe keizer aan de kant gezet. Wilhelm II. zou daarna meerdere Rijkskanseliers verslijten…

Weltmachtpolitik

Bismarck had door allerlei vredes- en niet-aanvalsverdragen de positie van het jonge Duitse keizerrijk weten te behouden en nieuwe conflicten en oorlogen voorkomen. De nieuwe keizer wilde juist de imperialistische grote mogendheden door zijn Weltmachtpolitik inhalen en overtreffen. Niet alleen de keizer maar ook veel tijdgenoten vonden dat het grote en economisch sterke Duitsland recht had op erkenning en “een plaatsje onder de zon” (daarmee werd het bezit van grondgebied overzee bedoeld, koloniën dus). Onder grote delen van de bevolking groeide het idee, dat een groot land zonder koloniën geen toekomst kon hebben. Het grote voorbeeld was Engeland, dat als wereldmogendheid veel handel met zijn kolonies dreef en daaruit belangrijke inkomsten kreeg.

Omdat Wilhelm II. het niet-aanvalsverdrag met Rusland niet verlengde en met zijn tactloos en onhandig optreden regelmatig buitenlandse regeringen al of niet bedoeld schoffeerde, kwam Duitsland in Europa steeds meer in een politiek isolement. Aan de vooravond van de eerste wereldoorlog in 1918 was het “omsingeld” door landen die door verdragen elkaar militair beschermden. Duitsland bleef als partner alleen nog Oostenrijk-Hongarije, dat uiteen dreigde te vallen en daardoor tot een kruitvat geworden was wegens de vele nationaliteiten op de Balkan die naar zelfbeschikking streefden.

De Duitse marine werd sterk uitgebreid en op de valreep verwierf Duitsland enkele kolonies in Afrika en in de Stille Oceaan. Duitsland kwam hierdoor in conflict met de wereldmogendheid Engeland, dat zich bedreigd begon te voelen. Een grote Duitse oorlogsvloot was immers feitelijk overbodig om Duitsland – dat maar voor een klein deel aan zee ligt – te kunnen beschermen. En de weinige koloniale bezittingen van Duitsland rechtvaardigden evenmin zo’n sterke vloot. De Duitse vloot moest dus wel tegen Engeland gericht zijn? Wilhelm II. beschouwde een grote vloot als een legitiem middel voor een groot en krachtig land om zijn handel op zee te beschermen en als een drukmiddel om Engeland bij besprekingen over wapenreducties te doen inzien, dat het Duitsland als (vredes)partner op het continent nodig had.

100 Mark bankiljet uit 1910. Let op de oorlogsschepen links in beeld.

Militaristische maatschappij

Ook kinderen poseerden in uniformen. Omdat de marine bijzonder geliefd was meestal in matrozenpak, maar ook wel in legertenue.

Hoewel Duitsland zich tot een moderne en sterke industriestaat ontwikkelde, bleef het maatschappelijk gezien een staat waarin gehoorzaamheid, plicht en militaire discipline in hoog aanzien stonden. Nationale symbolen en historische gebeurtenissen (zoals de overwinning op Frankrijk in 1871) werden uitbundig gevierd en met allerlei protserige monumenten herdacht. De adel en het leger waren voor veel burgers een lichtend voorbeeld in de maatschappij en bezetten vrijwel alle sleutelposities in de regering en het leger. De vraag of je “gediend hebt” (bij het leger dus) was voor veel mensen beslissend over wat voor iemand je was.

Binnenlandse politiek

Wilhelm II. leek meer begrip te hebben voor de nodig modernisering van de industriële staat, die Duitsland geworden was. Maar net als in zijn buitenlandse politiek bleek zijn “nieuwe koers” vooral uit de vaak willekeurige overtuigingen van de keizer te bestaan, die even snel veranderden als dat ze tot stand kwamen. Wat de binnenlandse politiek betreft voelde Wilhelm II. – net zo min als Bismarck – niets voor democratische vernieuwingen en meer invloed van burgers of arbeiders. Toch kwam – mede onder druk van de arbeidersbeweging – onder zijn bewind een voor die tijd vrij moderne sociale wetgeving tot stand, die kinder- en vrouwenarbeid beperkte en de rechten van de arbeiders enigszins verbeterde. Wilhelm wilde nadrukkelijk ook een keizer van het volk zijn en stond erom bekend dat hij graag een praatje maakte met de bevolking en dan een luisterend oor voor problemen had. Maar toen bleek dat ondanks allerlei toegevingen in de Rijksdag de arbeiders massaal op de sociaal-democraten stemden, beschouwde hij hen als verraders.

De eerste wereldoorlog

Een schok ging door de wereld, toen Franz Ferdinand, de Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger vermoord werd. In Wenen was men er van overtuigd dat Servië achter de aanslag zat, en stelde ter genoegdoening zulke hoge eisen aan de Servische regering, dat hieraan niet voldaan kan worden. Wilhelm II. verklaarde volledig achter bondgenoot Oostenrijk-Hongarije te staan.

Op 28 juli 1914 verklaarde Oostenrijk-Hongarije Servië de oorlog. Enkele dagen later verklaarde Duitsland de oorlog aan Rusland (bondgenoot van Servië); twee dagen later aan Frankrijk. De Eerste Wereldoorlog brak uit. De Duitse bevolking verkeerde door middel van de eindeloos herhaalde nationale feesten en herdenkingen grotendeels in een gevoel van grenzeloze overschatting en arrogantie en verheugde zich op een korte frisch-fröhlicher Krieg. De soldaten zouden met de Kerst wel weer thuis zijn.

De keizer verklaarde zogenaamd grootmoedig: Ik ken geen partijen meer, alleen nog maar Duitsers. Maar in de komende jaren zou Duitsland vrijwel geruisloos overgaan naar een militaire dictatuur onder leiding van de legerleiding met generaals als Ludendorff en von Hindenburg. De keizer werd – hoewel hij officieel de opperbevelhebber was – buiten de oorlogvoering zelf gehouden en bezocht vooral zijn troepen achter de linies om medailles uit te reiken en hen moed in te spreken. De bevolking werd door de propaganda voorgehouden dat het om een verdedigingsoorlog ging; slechte berichten werden zelden of niet doorgegeven. Het maakte de ontgoocheling over de nederlaag in 1918 des te groter…

Britse troepen in loopgraven aan de Somme in 1916

Duitsland vocht samen met bondgenoot Oostenrijk-Hongarije tegen Frankrijk, Rusland, Engeland en Italië. De Duitse militaire plannen voorzagen in een snelle overwinning aan het westelijke front, zodat men daarna alle energie op het oostelijke front kon richten.  Maar na aanvankelijke successen – Luxemburg en België werden snel bezet – strandde het westelijke front in Frankrijk, waar jarenlang een heftige loopgravenoorlog zou woeden. De strijdende partijen hielden elkaar in evenwicht: er werd telkens om enkele (kilo)meters gevochten.

Pas vanaf 1917 dwong de deelname van Amerika de Duitsers en Oostenrijkers op de knieën. De oorlog gaat de geschiedenis in als een zinloze opoffering van ruim 13 miljoen mensenlevens. Wapens als gifgas, mitrailleurs, vliegtuigen, onderzeeboten en tanks deden hun intrede en zorgden ervoor dat deze oorlog als een slachting van ongekende omvang bekend staat. Dit was de eerste oorlog waarin mensen op industriële schaal stierven. Door de propaganda en de censuur – aangestuurd door de legertop – en omdat de oorlog zich niet op het Duitse grondgebied afspeelde – was het voor veel Duitsers vrijwel onmogelijk om te beseffen dat Duitsland niet kon winnen. De bevolking begreep niet waarom de overwinning zo lang moest duren.  Maar de toenemende voedseltekorten, de steeds langere lijsten met gesneuvelden, de vele ernstig verminkte soldaten die terug kwamen deden mensen twijfelen.

Het parlement was niet langer meer bereid, zonder meer enorme bedragen voor de oorlog goed te keuren. Een groep parlementsleden keerde zich tegen de voortzetting van de oorlog. Een algehele mobilisering van alle werkenden van 16 tot 60 ten dienste van de wapenproductie werd afgekondigd. Politiek gezien werd dit min of meer afgekocht door het toestaan van een soort ondernemingsraden. Eerste tekorten op voedselgebied deden zich voor. Om binnenlandse spanningen verder te voorkomen en te sussen werden er versoepelingen in het voorheen kiesrecht doorgevoerd.

November 1918

In de zomer van 1918 besefte de legerleiding dat de oorlog niet meer te winnen was en bepaalde het dat politici vredesonderhandelingen moesten voeren. Zij zelf zouden zich dan “eervol” terug kunnen trekken. Maar in de herfst kwam men hierop terug en wilde toch nog, in een laatste wanhoopsoffensief, de overwinning behalen. De Duitse vloot – die tot dan toe niet vaak ingezet werd – kreeg de opdracht om de Engelse vloot aan te vallen. Maar de Duitse matrozen pleegden muiterij, waarna een periode van rellen, opstanden, demonstraties en stakingen aanbrak.

In november 1918 werd in het Franse Compiègne de wapenstilstand getekend. De Duitse bevolking kon niet begrijpen waarom – uitgerekend door linkse politici – de nederlaag werd erkend. Men had de afgelopen jaren immers alleen succesberichten van het front gehoord.

Novemberrevolutie – Keizer Wilhelm II vlucht naar Nederland

Uiteindelijk belandde de voormalige keizer Wilhelm II in Doorn, waar hij tot 1941 leefde. Hij dacht dat de Duitsers hem ooit terug zouden willen hebben als keizer. Het woonhuis is nog helemaal zoals het was en nu een museum.

De 9e november 1918 ging de geschiedenis in als een bijzondere dag. De Duitse keizer Wilhelm II. – die kort daarvoor al gedwongen werd afstand te doen van de troon – vluchtte naar Nederland. Hij kreeg onder strenge voorwaarden politiek asiel. Ook de Duitse vorsten moesten afstand doen van hun troon en bevoorrechte posities ten gunste van parlementen. In Berlijn riep op die dag de sociaal-democraat Philipp Scheidemann de Duitse republiek uit.  De leider van de communistische Spartakusbond, Karl Liebknecht proclameerde – ook in Berlijn – de “vrije socialistische republiek”.

Al in de laatste oorlogsjaren waren allerlei politieke partijen en groeperingen bezig na te denken over de toekomst van het land na de oorlog. Een nieuwe parlementaire monarchie bleek niet haalbaar. Elke partij had andere ideeën voor de nieuwe bestuursvorm van het land, variërend van het herstel van het keizerrijk tot een communistische dictatuur van het proletariaat. Tijdens deze novemberrevolutie bestreden de tegenstanders elkaar in felle bewoordingen, maar ook stakingen, rellen en politieke moorden waren aan de orde van de dag. Arbeiders-, soldaten- en matrozenraden werden gevormd. Vrijkorpsen, dat wil zeggen bonte verzamelingen van bewapende militairen en hun conservatieve aanhangers werden opgericht en konden ongestoord hun gang gaan.

Verkiezingen voor een nieuwe republiek

De sociaaldemocraten onder leiding van Friedrich Ebert slaagden er met veel moeite en met twijfelachtige steun van het leger in, een burgeroorlog te voorkomen. Uiteindelijk gingen de strijdende partijen akkoord met het voorstel voor nieuwe verkiezingen en een nieuwe grondwet voor een te vormen republiek. Dat het de sociaaldemocraten waren die de vredesonderhandelingen afhandelen kwam de legerleiding goed uit: Zij zette de legende van de “dolkstoot in de rug” in de wereld, volgens welke Duitsland de oorlog nog had kunnen winnen, als het niet “in de rug gevallen was” door linkse politici in het eigen land, want “het leger was immers niet verslagen”. Veel Duitsers geloofden dit fabeltje, ze hadden immers jarenlang succesverhalen gehoord en geen buitenlandse troepen gezien in Duitsland.

Lees hier het vervolg van de geschiedenis van Duitsland