Konjunktiv

  • Konjunktiv 1:
    om andermans woorden weer te geven in de “indirecte rede”. Komt vooral in formele taal voor. Deze moet je vooral herkennen.
  • Konjunktiv 2:
    om iets beleefd te zeggen of aan te geven dat het een mogelijkheid is. Deze komt vaak in spreektaal voor. Deze moet je vooral kunnen toepassen.

Konjunktiv 1

Deze vormen van het het werkwoord kom je vaak tegen in kranten en kun je dagelijks horen in bijv. het Duitse journaal. De Konjunktiv 1 wordt (dus) vaak gebruikt in wat officiëler taalgebruik.

Hij wordt vooral gebruikt om (achteraf) andermans woorden weer te geven in de zogenaamde “indirecte rede”. Die indirecte rede wordt gebruikt om een beetje afstand te nemen van wat iemand zegt. Je weet immers niet zeker of het klopt wat een bepaalde persoon of bron heeft gezegd.

Een voorbeeld uit een journaal, waarin de nieuwslezer bericht over een scheepsramp:

  • directe rede:
    “Er zijn drie overlevenden gevonden.” (men weet het zeker: directe rede)
    – “Drei Überlebende sind gefunden worden.”
  • indirecte rede:
    “Er zouden drie overlevenden gevonden zijn.” (men weet het nog niet zeker: indirecte rede)
    “Es seien drei Überlebende gefunden worden.”

Je ziet dat in het Duits sind verandert in seien, in het Nederlands zijn in zouden zijn.

Hoe maak je de Konjunktiv 1?

voorbeeld: machen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

mache
machest
mache
machen
machet
machen

ik zou maken/doen
jij zou maken/doen
hij/zij/het zou maken/doen
wij zouden maken/doen
jullie zouden maken/doen
zij zouden maken/doen // u zou maken/doen

uitzondering: sein

voorbeeld: sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

sei
seiest
sei
seien
seiet
seien

ik zou zijn
jij zou zijn
hij/zij/het zou zijn
wij zouden zijn
jullie zouden zijn
zij zouden zijn // u zou zijn

Konjunktiv 2

  • Wanneer gebruik je de Konjunktiv 2 ?
    Als je wilt aangeven dat je niet opdringerig wilt zijn maar dat je op een beleefde en sympathieke manier iets wilt bereiken gebruik je de Konjunktiv. Dat is in het Duits
    niet overdreven onderdanig ofzo. Ook geef je er een mogelijkheid (het is denkbaar dat) mee aan. Het is belangrijk dat je deze vormen veel gebruikt. Je kunt ze wel vermijden maar dat staat heel raar.
  • Is zoiets er in het Nederlands ook ?
    In het Nederlands hebben we niet zo’n bepaalde soort werkwoordsvorm om beleefdheid of een mogelijkheid aan te geven. Wij gebruiken vaak zouden (samen met een infinitief), maar ook andere woorden die aangeven dat je met beleefdheid of een mogelijkheid te maken hebt.

Als je zouden of een van deze woorden in het Nederlands tegenkomt is de kans dus groot dat je in het Duits de Konjunktiv gebruikt:

  • om beleefdheid aan te geven:
    zouden: Ik zou liever thee willen. (Dus niet: Ik wil thee!)
    hadden: Ik had graag een biertje. (Dus niet: Ik wil bier!)
    even: Mag ik even bellen ? (Dus niet: Ik wil bellen!)
    misschien: Heb je misschien een vuurtje ? (Dus niet: Geef een vuurtje!)
  • om een mogelijkheid (het is denkbaar dat) aan te geven:
    alsof: Hij doet alsof hij hier de baas is. (Hij is het niet, maar je kunt het je
    voorstellen, het is mogelijk.)
    hadden: Had dat even gezegd ! (De ander heeft het niet gezegd, maar het was mogelijk.)
    zouden: Dat zou mooi zijn. (Het is nog niet zover, maar het is mogelijk en je hoopt erop.)

Uitgangen Konjunktiv 2: er zijn twee groepen

voorbeeld: würden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

würde
würdest
würde
würden
würdet
würden

ik zou
jij zou
hij/zij/het zou
wij zouden
jullie zouden
zij zouden / u zou

Groep 1: werkwoorden met dezelfde uitgangen als würden

  • zou hebben = hätten
    Ik had graag een biertje. (beleefdheid; hadden)
    – Ich hätte gern ein Bier.
  • zou kunnen = könnten
    Zou je even kunnen helpen ? (beleefdheid, mogelijkheid; even)
    – Könntest du mal helfen ?
  • zou moeten = müssten
    Het zou hier ergens moeten zijn. (mogelijkheid; zouden)
    – Es müßte hier irgendwo sein.
  • zou weten = wüssten
    Zou u dat misschien weten ? (beleefdheid, mogelijkheid; misschien)
    – Wüßten Sie das vielleicht ?
  • zou willen = möchten
    Ik wil graag thee. (beleefdheid)
    – Ich möchte Tee.
  • zou zijn = wären
    Hij doet alsof hij de baas is. (mogelijkheid; alsof)
    – Er tut so, als wäre er der Chef. / Er tut so, als ob er der Chef wäre.

Groep 2: alle andere werkwoorden:


Die maak je door de combinatie van würden en de infinitief:

  • bijv. zou doen = würden + tun:
    Zoiets zou ik nooit doen.
    – So etwas würde ich nie tun.
  • bijv. zou helpen = würden + helfen:
    Je zou me toch helpen bij de afwas ?
    – Du würdest mir doch beim Abwasch helfen ?

op dezelfde manier alle andere werkwoorden:

Bijvoorbeeld

  • zou werken = würden + arbeiten,
  • zou begrijpen = würden + verstehen,
  • zou luisteren = würden + zuhören
  • enzovoort
LET OP:
Als je iemand om een dienst vraagt en je gebruikt würden, dan betekent het zou willen:

  • Würdest du mir mal helfen ?
    – Zou je me even willen helpen ?
  • In alle andere gevallen betekent het zouden:
    So etwas würde ich nie tun.
    – Zoiets zou ik nooit doen.