Het docenten Duits ABC 2013

Zu Risiken und Nebenwirkungen… fragen Sie Ihren Arzt oder Apotheker. Vorsicht: HUMOR & SATIRE!

360 graden feedback = lievelingswoord van managers die zelf vooral langs één lijn denkenabctje

ADHD-er = „Alle Dagen Heel Druk“: De groep leerlingen die wij als docenten steeds beter begrijpen…

AIM = talig revalidatieprogramma voor docenten die veel moeten bewegen

Ausfahrt = Het enthousiaste anwoord van die schat van een leerling in les 1 van Duits, als je vraagt: „Weet je misschien nog, hoe dat plaatsje heette, waar je geweest bent in Duitsland?“

Belfleur = Zusje van Hyacinth. Woont om de hoek bij Lenthe, Madelief, Roos, Iris en Margriet

Cloud computing = Zat je net even met je hoofd in de wolken, kom je al je bestanden tegen…

Destiny = de hartsvriendin van Precious en Felicity

Eigen Lokaal = Volgens sommigen zal het er wel nooit meer van komen. Maar ach, de Berlijnse muur is ook gevallen, dus…

Eigenaarschap = mode- èn allergiewoord voor docenten. Ja, de docent en de leerling zijn „weer eigenaar van hun werk- en leerproces“. Wordt graag gebruikt in scholen waarin controle en wantrouwen welig tieren…

ERK = Europees boekhoudprogramma. Geschikt om Griekse schulden mee te beheren – en volgens boze tongen – ook om talen mee te leren. Leverbaar compleet met lijstjes, afvinkopties en automatische Can Do statement optelfunctie. In lesboeken herkenbaar aan royaal gebruik van logo’s van de Europese unie.

FTE = De Fantastische Tijd Emmer uit het beroemde sprookje van Grimm. Een wonderbaarlijk vat zonder bodem.

Goethe = toch een beetje de hockeyjongen van de twee

Gratis lesboek = Kwestie van erin geloven. Zoiets als de „onbreekbare“ geodriehoek. Zie ook maatschappelijke stage, rekentoets, taaltoets, CKV wel/niet en andere onderdelen van een consistent onderwijsbeleid.

Grimm, de gebroeders = de Nick en Simon van de sprookjeswereld

Hoofbegaafd kind = Meervoudig slachtoffer: 1] van nare ouders („Eén dag na zijn geboorte zong hij al Bach mee!“) , 2] van commercialisering („Voor uw kind hebben wij onze speciale Einsteinklas!“), 3] van „patiënterisering“ („Behandelplan voor Olivier“) en… onbegrip in het algemeen….

i-Pad klas = Groep lichtschuwe kinderen die alvast oefent met de hele dag in een scherm kijken, zoekend naar die Apps die volgens gelovigen „het gehele ouderwetse onderwijs“ moeiteloos in één keer kunnen vervangen. Maar ja, die onwillige leraren hè, die willen er maar niet aan! Scoort goed bij ouders op Open Dagen.

Inloggen lesmethode = „Voer uw 19 cijferige activitatiecode voor licentiejaar in … koppeling aan uw schoolcode niet gelukt … uw wachtwoord moet minimaal één vreemd teken bevatten … probeer het nog een keer … er is al een account met dit mailadres … het opgegeven mailadres is niet bekend in het systeem“ …. – zucht … steun… laat ook maar….

Julius = Leerling. Woont in dezelfde wijk als Lennart, Olivier, Boudewijn, Valentijn en Erik-Jan.

Kuchen = mijn leerlingen weten het zeker: Dát is de plek waar je die lekkere Küche bakt!

Lerarenregister = Namenlijst die ervoor gaat zorgen dat kinderen beter les krijgen.

Les =  Impopulair en verouderd fenomeen volgens schoolleidingen (kostenfactor) en inspectie („Zitten we al op 1040? Nog een keer tellen dan!“). Wordt daarom tegenwoordig liever „realisatie van een opbrengsgericht onderwijsproces“ genoemd.

Lotte = Ja, eh… wacht even. Was dat nou dat meisje met die beugel, dat lange haar en dat roze hoesje voor haar smartphone? Of was dat nou Liselotte? Of Annelotte? Charlotte dan?

Magister = professioneel onthaast- danwel afreageerprogramma voor docenten

Mitchell = vriend van Delano, Rodney, Ritchie, Maikel, Deveron en Wesley

N-norm = zelfstandige holding van Holland Casino.

Opbrengstgericht werken = Revolutionair concept in het onderwijs. Tot nu toe besteedden we al onze liefde, tijd, energie en aandacht om zo min mogelijk resultaat te behalen.

Open Dag = Het is wel èrg schoon vandaag. En wat doen die bloemen hier opeens? O, ik weet het al…

Protocol = moderne vorm van de middeleeuwse aflaat, waarmee de maatschappij angst en wantrouwen uitgedrukt wil zien. Anti-pestprotocol, dyslexieprotocol, adhd-protocol, anti-alcohol-protocol…. daar kunnen er nog wel een paar bij… anti-werkdrukprotocol, anti-volle-klassenprotocol, anti-zwabberpolitiek-protocol enz.

Puberbrein-cursussen = Honderden Euro’s verder heb je geleerd dat jonge hersenen in ontwikkeling zijn en dat de puber-TomTom onze lievelingen af en toe in de steek laat. Maar dat wist je vast nog niet…

Reflectie-opdracht = Zo heet strafwerk op de lerarenopleiding.

Robuust = uit de reeks „robuuste uitdagende rendementen naar de toekomst toe garanderen“, „kwaliteit borgen“, „targets“, „win-win“, „go-no go“, „stukje betrokkenheid richting het personeel“ enzovoort. Staat steevast in die kretologie teksten waarvan je denkt, laat maar. Zie ook „missie en visie“…

Rollator = onmisbare auto voor de zaak zodra de pensoenleeftijd voor docenten Duits het aantal levensjaren dat Goethe bereikte bereikt heeft. Mijn tip: vraag hem nu al aan!

Sportklas = net als de Joop van den Ende-, de Rembrandt-, de Einstein-, de trompet-, en de de Wordfeudklas dé manier om jonge mensen die eigenlijk moeten leren om met elkaars eigenaardigheden, talenten en verschillen om te gaan… alvast uit elkaar te halen.

Toezichtkader = inspectiaans voor tunnelvisie

Uggs = volgens boze tongen een onderdeel van een rendierkostuum, populair bij pubermeiden

Uitdagend = reclametaal van uitgeverijen voor docenten die liever iets nieuws willen

Veilig = reclametaal van uitgeverijen voor docenten die liever niets nieuws willen

Vertrouwd = reclametaal van uitgeverijen voor docenten die iets ouds willen

Voorzetsel = het woord dat direct voor het zelfstandig naamwoord staat. Volgens sommige leerlingen dan.

woll: => er woll -> volgens mijn leerlingen de enige juiste vervoeging van „er möchtet“

YouTube = de plek waar je laatst nog dat ene prachtige filmpje had gevonden, waar je gisteravond tot 01:00 die prachtige didactisering voor maakte en waar jij en je leerlingen nu helemaal klaar voor zitten. Je klikt op play en dan…. ben je opeens…=>

zu Tode betrübt: Op YouTube: „Deze video is door de gebruiker verwijderd.“  Aaargh!

Nieuwe videoreeks: Ticket nach Berlin

ticket-nach-berlinOnlangs op de Didacta beurs gepresenteerd:  „Ticket nach Berlin“, gemaakt door Deutsche Welle en Goethe Institut. Die Abenteuerspielshow „Ticket nach Berlin“ begleitet sechs junge Deutschlerner auf ihrer spannenden Reise quer durch Deutschland. Ein Team reist durch den Norden, das andere durch den Süden. Der Weg in die Hauptstadt ist nicht einfach – beide Teams müssen unterwegs spannende Herausforderungen bestehen. Dabei treffen sie interessante Menschen
und lernen ein weltoffenes, buntes und kulturell vielfältiges Deutschland kennen. Neben den Video-Episoden wird „Ticket nach Berlin“ auch Online-Übungen zu Sprache und Landeskunde sowie Ideen für den Deutschunterricht bereithalten. Bekijk hier de info en trailer

Jeugdboek: Feuerspiele – Ein Ruhrgebietskrimi

frspleHet Verlag an der Ruhr geeft de reeks „K.L.A.R.“-Krimi uit. De beoogde leeftijdsgroep is 12 tot 16 jaar. De boekjes omvatten ca. 120 pagina’s en zijn – heel prettig voor onze doelgroep – in een groot lettertype gedrukt. Daardoor lijken ze minder „zwaar“ en gaat het lezen wat sneller.

Uit de reeks heb ik „Feuerspiele“ gelezen, over een brandstichting in een Getränkemarkt waar een groepje vrienden van verdacht wordt. Het blijken echter „Die Kanaken“ te zijn, die er achter zitten: een groepje tuig uit de wijk ernaast. Hoewel het boekje als ondertitel „Ein Ruhrgebietskrimi“ heeft, is er verder niet zoveel ‚Roergebieds‘ aan te ontdekken, afgezien van wat plaats- en straatnamen.

Het verhaal kabbelt ongeveer tot halverwege het boek, daarna wordt het pas spannend, aan het eind zelfs ècht spannend als er een race tegen de klok plaatsvindt waarin het om leven en dood gaat. Helaas bevat het verder – zoals zo veel van dit soort verhalen – nogal wat cliché’s: de gezinnen zijn vaak type patchwork, de bad guys zijn overduidelijk bad guys, het kleine zusje is irritant etc. en er wordt veel „cool duits“ gebruikt [„alltagsnahe Sprache“ heet dat in uitgeverstaal], in soms elliptische zinnen, die veel actie moeten overbrengen. Dat maakt het er voor een startende lezer die Duits niet als moedertaal heeft niet eenvoudiger op. Zelf zou ik het daarom van een enkele woordverklaring voorzien om het tempo er in te houden voor de leerlingen.

Omdat het verhaal inhoudelijk niet moeilijk is (de personages krijgen nauwelijks diepgang) en er gaandeweg steeds meer actie in zit, is het iets voor – naar mijn inschatting – eind klas 3 of begin klas 4 („na de grote vakantie, om er weer in te komen“).

Conclusie:
Verhaal: vrij oppervlakkig, daardoor toegankelijk. Voldoende spannend.
– Taalgebruik: deels pittig, maar door dialogen weer te doen
– Opmaak: grote letter, leest prettig
– Omvang: 120 blz. mooie omvang tussen absolute A1-beginnersboekjes en jeugdliteratuur met meer diepgang.
– Niveauinschatting: A2/B1

Het boekje Feuerspiele maakt onderdeel uit van de reeks  „K.L.A.R.“-Krimi’s van het Verlag an der Ruhr. Ze  kosten EUR 6,50 per stuk. De uitgever heeft ook een bijpassende Literatur-Kartei in het aanbod, met uitgebreide didactiseringsmogelijkheden.

Tip: Bekijk hier de eerste pagina’s uit het boekje

 

 

 

Film: Goethe!


Ai… kom je in de buurt van Goethe dan krijgt menigeen het een beetje warm. Zo in de trant van: „Mijn leraar stelt mij een vraag en ik word geacht een zéér verstandig antwoord te geven.“ Als er één film het verkrampte van het „thema“ Goethe afschudt, dan is dat wel deze. Koot en Bie’s O den Besten zou zich in zijn graf omdraaien als hij deze vrije bewerking van elementen uit Goethes leven en werk zou „moeten“ zien. De film – die mede door Bully Herbig geproduceerd werd, wat veelzeggend is – is allesbehalve een standaard biopic. Het is een film die de jonge Goethe toont, smoorverliefd op Lotte en ondertussen als briljante enfant terrible zijn vader, zijn docenten en zijn baas Albert op het Reichskammergericht ernstig teleurstelt. De film gaat vrijelijk om met delen van Die Leiden des Jungen Werthers, zodat er een spannend en dramatisch liefdesverhaal ontstaat, waarin we een sprankelende jonge Goethe zien. Vol passie, vol zelfoverschatting, vol humor en lef. En mét Duitse ondertiteling, voegt uw rescensent er dolbij aan toe! De film is al een paar jaar oud maar gelukkig nog te krijgen op DVD

Film: Die Quellen des Lebens

Een film van Oskar Roehler naar zijn roman „Herkunft“. Inhoud: „Mit der Rückkehr des Großvaters aus russischer Kriegsgefangenschaft beginnt Robert Freytag seine Geschichte, die sich über drei Generationen mit gesellschaftlichen Veränderungen im Westen Deutschlands, persönlicher Geschichte und dem politisch-intellektuellen Labyrinth der Nachkriegszeit auseinandersetzt. Die hochspannende Verfilmung seines autobiografischen Romans „Herkunft“ wurde mit großartigen Darstellern/innen von Oskar Roehler selbst inszeniert“. Zie ook: www.quellendeslebens.x-verleih.de

Vraag van de maand: invulopdrachten?

umfrageDe nieuwe stelling luidt: „We zijn in onze lessen te veel met invulopdrachten bezig.“

Zie ook de column, die ik hierover schreef.

[poll id=“51″]

 

 

Invulleritis

Leer je een taal door woorden in te vullen op stippellijnen? Hast – kommt – bleibt – bleiben – willst – mag. Tür – Zimmer – Fernseher – Bett – Fenster – Badezimmer – Poster. R – F – R – F – F – R.  – Zomaar een greep uit de antwoorden van een willekeurige leergang in de onderbouw.

Een aantal jaren geleden – ik meen ergens rond 1990 – veranderden de leergangen in onze scholen. In plaats van een boek met een los eigen schrift, kwam er een tekstboek en een werkboek. De meeste leergangen zitten tegenwoordig zo in elkaar en het overgrote deel van de opdrachten is er op gebaseerd. De voordelen van invulopdrachten zijn evident: Het op te lossen probleem is vaak geïsoleerd uit de taal gehaald en daardoor te overzien. We weten natuurlijk ook wel dat een taal niet uit losse woorden en gereduceerde grammaticale fenomenen bestaat, maar we weten ook dat kleinere, overzichtelijke eenheden ons helpen om grip te krijgen op zoiets vaags als „taal.“ Denk maar aan het leren van rijtjes met alle vormen van haben en sein.

Houvast is een pedagogisch-didactische must, zeker voor jonge taalleerders. Omdat invulopdrachten relatief snel te maken zijn (weinig schrijfwerk immers) heb je al snel het gevoel dat je veel werk verzet hebt. De korte spanningsboog vindt dat heel prettig. Ook zijn deze opdrachten makkelijk en snel na te kijken. En snelheid is nodig, want het ontbreekt je als leraar aan de tijd om open opdrachten van die massa kinderen na te kijken. Ook ziet het er mooi zelfstandig uit, want de leerlingen kunnen dankzij de „zelfsturende“ instructies vaak meerdere opdrachten vooruit. En dat is voor de leraar ook wel eens prettig en efficiënt qua klassenmanagement. Zouden dat de redenen zijn dat je vrijwel nooit een kritisch geluid hoort over de dominante positie van invulopdrachten? Een soort impliciete deal tussen leerling en docent?

Zoals bij elke werkvorm en opdracht loont het om eens te kijken naar wat er nu eigenlijk gebeurt en wat de effecten daarvan zijn. Laten we eens een denkbeeldige oefening voor ons geestelijk oog nemen. Het is nogal een verschil in mentale handeling of een leerling bij een werkwoordoefening „-st“ en „-en“ moet invullen (variant 1), „kommst“ en „bleiben“ moet invullen, terwijl de infinitief voor de kantlijn gegeven is (variant 2), idem maar zonder dat het werkwoord al gegeven is (variant 3), of dat de leerling alleen de zin ziet en in het Nederlands ziet staan: „jij komt“ en „wij blijven“, wat vervolgens vertaald moet worden. (variant 4). Of ziet de leerling een zin met gaten erin, waaruit je zelf moet bedenken wat daar zou kunnen passen (variant 5)? Of ziet een leerling een complete Nederlandse zin, die op een stippellijn vertaald moet worden? (variant 6).

Het zal je niet ontgaan zijn, dat invullen en invullen in deze voorbeelden niet bepaald hetzelfde is. Variant 5 kan razend moeilijk zijn en vergt een goede leesvaardigheid. En variant 5 heeft soms ook meerdere goede antwoorden. Net als variant 6, die in feite een vertaalopdracht is. Bij variant 1 t/m 4 is de zin er omheen feitelijk niet veel meer dan decoratie. Als je de zin negeert heb je er vaak geen last van. Van welke variant leer je nu in welke leerfase het meest? Het denken daarover is belangrijk, want anders „doen we immers maar wat“. Soms bekruipt mij het gevoel van „boekhouden“ als ik zie hoe gedachteloos leerlingen – maar ook docenten – omgaan met invulopdrachten. Kwestie van invullen en klaar – wat doe je moeilijk?“ ligt hen op de lippen als je er over begint. Vertrouwen we als docenten blind op de wijsheid van de makers van onze lesboeken (dan wel het commercieel haalbare concept van een uitgever…), of verschuilen we ons daarachter?

De keerzijde van de medaille is niet meteen zichtbaar, want iedereen is ogenschijnlijk best tevreden. Hoewel: we blijven als docenten zien dat leerlingen weliswaar netjes schema’s en woordjes leren en dat kunnen opschrijven, maar hetzelfde grammaticale fenomeen of woordje in een toetsopdracht meteen daaronder niet goed kunnen toepassen.

En we zien dat leerlingen in de bovenbouw niet meer weten wat het verschil is tussen bijvoorbeeld „du magst“ en „du machst.“ Daar duikt ook „du wollst“ weer op! En daar is ook onze bekende „wir weißen“. En „du sollst“ betekent volgens onze dierbaren toch echt „jij zult“. En wij als docenten maar roepen: „Jongens, dat hebben jullie allemaal gehád!“. Als we er vanuit gaan dat onze leerlingen niet per definitie lui en onwillig zijn en fouten in een taal geen natuurverschijnsel, moeten we altijd ook naar het leerproces, het materiaal en onszelf kijken.

De keerzijde van al die invuloefeningen is dat zich een aantal aannames vestigt. Een taal is – na het maken van honderden invulopdrachten – in je waarneming een kwestie van „aparte stukjes doen“, die bovendien vaak niet meer terugkomen. Ook suggereert de stippellijn dat er altijd één antwoord is. Alternatieven zijn ongebruikelijk. Verder verwacht je dat het vlot moet kunnen, want je schrijft immers niet veel en kunt snel verder. Maar naast aannames is het nakijken ook nog niet zo simpel als het lijkt. Het nakijken door de leraar (klassikaal) legt het tempo vast op dat van de leraar. En door het horen of zien van het goede antwoord weet je als leerling nog niet of je het nu ook begrijpt.

En ook mijn leerlingen – die met een nakijkblad werken – zijn bij het nakijken voor je het weet meer bezig om „letters op stippellijnen te vervangen door andere letters“ als ze een antwoord fout hebben, dan met het doorgronden van wat ze dachten waarom hun antwoord niet goed was en waarom het juiste antwoord dan wèl goed is. Soms is nakijken niet meer dan een ritueel. ECHT leren van wat je doet is voor pubers behoorlijk ongrijpbaar en een leerproces dat we te vaak onderschatten. Ook wat de begeleiding daarvan vergt.

Tot slot leidt een veelheid van invulopdrachten er ook toe dat je denkt dat je een taal alleen kunt leren als alles altijd „nagekeken“ is. Ik kom daar nog op terug. Ook bij de wannabe-docenten ontstaat een focus op antwoorden in de trant van „Ik heb het antwoordenblad, dus ik kan ook lesgeven“ en: „Die open opdracht heeft geen zin, want ze maken dan zo veel fouten, dat krijg ik toch nooit nagekeken“. Natuurlijk, als de opdracht té open is en voor de leerling op een onbereikbaar niveau, is het leereffect teleurstellend. Je kunt niet van gitaarles 2 naar les 40 springen en dan denken dat je de sterren van de hemel speelt.

Maar van het oefenen van losse accoorden en het bestuderen van noten en gitaren alleen word je zéker geen Eric Clapton. Dus speel ook maar eens een liedje wat af en toe nog een beetje vals klinkt. Hier echter stuit menige collega op een diepgewortelde German Angst: Het verkrampte idee dat altijd alles door een deskundige gecheckt zou moeten worden. Welnu, ook zonder permanente flitspaal wordt er geleerd. De leerling die in matig Duits iets vertelt leert op dat moment ook Duits: Hij (her)haalt woorden uit zijn langetermijngeheugen, formuleert, wil iets uitdrukken. Was het ons niet daar om te doen?

Moeten we nu al die invulopdrachten de deur uit doen? Nee, daarmee zouden we het onderwijs geen dienst bewijzen. Maar dat de balans zoek is, daar ben ik van overtuigd. Dat merk je zodra leerlingen meer open opdrachten krijgen, waarin een hele zin vertaald of geformuleerd moet worden. Soms zie je een plotselinge ontreddering en frustratie, ook als de openheid bewust beperkt gehouden is, zodat de leerling kan aansluiten met zijn of haar voorkennis. De spanningsboog is immers door al die hit-and-run opdrachten verwend en ingesteld op lekker kort.

Door een meer open opdracht gaat het tempo omlaag en loert het „wat een gedoe-laat-maar“-gevoel om de hoek. Maar moeten leerlingen op school niet juist leren om langer na te denken? Om zelf een zin te formuleren? Om creatief te zijn, ook al bestaat berust dat in het begin vaak op herhaling en hergebruik?  (Je hoeft in gitaarles 2 ook nog geen eigen compositie te maken)  Verder merk je dat je leerlingen al die dagelijkse woorden – waarvan jij als docent zeker weet dat ze zó vaak voorkomen – helemaal niet meer blijken te weten!

Pas door oneindig vaak „wo“, „wer“ en „wie“ tegen te komen, nodig te hebben en te moeten formuleren blijft hun betekenis hangen. Zinnen transporteren bij uitstek deze broodnodige herhaling. Door middel van zinnen krijgt de taal ook zijn natuurlijke context terug. Opvallend is verder dat een zin een (beperkt) zelfcorrigerend vermogen heeft. Als je hem schrijft moet hij voor jezelf „logisch“ zijn. Zinnen zijn zinvol.

„Ja, ja, allemaal leuk en aardig, maar voor zulke open opdrachten heb ik echt te weinig tijd!“, hoor ik je denken. Wie zijn tijd altijd volledig door het lesboek laat bepalen hoeft hier niet verder te lezen. Voor alle anderen: Door leerlingen (bijvoorbeeld in de onderbouw) ook eens in tweetallen te laten werken reduceer je al aardig wat begeleidingstijd.

En voor het beoordelen kun je ook wel eens een keertje volstaan met het globale „waaier“ model. Let op: Laat je rode pen maar even rusten, want die kommt nicht zum Einsatz! Neem die stapel korte „Mein Hobby“, „Mein Sportheld“- of „Mein Traumhaus“-verhaaltjes en ga vlot lezen. Ben je aangenaam verrast, zie je veel dingen goed gaan? Leg hem helemaal rechts van je neer, op het stapeltje: cijfer 9 à 10. Ben je wat minder himmelhoch jauchzend, maar toch nog wel aardig goed gedaan? Die komt op het stapeltje 7 à 8. Enzovoort. Geheel links van je ligt het stapeltje waar je een liefdevolle pedagogische traan bij laat, maar die het „niet gaan worden“. Neem vervolgens elk stapeltje weer ter hand. Lees weer lekker vlot door en kijk of het stapeltje een gelijkwaardige indruk maakt. Soms gaat er een blaadje toch nog naar links of naar rechts. Na een kwartier ben je er uit. Elk stapeltje krijgt zijn cijfer, schrijf er eventueel een compliment op en klaar! Geef de klas nèt voor het teruggeven 3 tips voor de volgende keer, geef de blaadjes persoonlijk terug en geef daarbij een compliment waar de leerling het verdient en een aanmoediging waar nodig. Dit is maar één voorbeeld. Ik zelf offer voor zo’n opdracht graag een aantal invulopdrachten.

Leer je kids dat een taal leren geen kwestie is van de optelsom van korte dingetjes, naar een antwoordblad toewerken, of permanent langs een „flitscamera“ rijden. Leer ze dat dat je ook zelf „iets mag“ in een taal, dat niet elke fout je kop kost, dat initiatief beloond kan worden, dat een fout ook een wegwijzer voor het vervolg is, dat formuleren tijd en moeite kost, maar ook iets moois oplevert: iets van jezelf. We doen onze leerlingen tekort als we te veel focussen op invulopdrachten.

Website Paul van den Boorn

boornCollega Paul van den Boorn van het Oscar Romero in Hoorn heeft sinds jaren een omvangrijke website met allerlei oefeningen en materialen voor je leerlingen. Regelmatig worden oefeningen toegevoegd. Neem (weer) eens een kijkje:   http://roosters.tabor.nl/oscarromero/vakken/Duits/Oefeningen/Oefening.htm

Film: Ritter Rost – Eisenhart und voll verbeult

Naar de „Ritter Rost“-Musicalboeken van Jörg Hilbert en Felix Janosa. Meer info over deze nieuwe Duitse animatiefilm op www.ritterrost-welt.de