De les gaat zo beginnen, ik ben nog bezig mijn laptop aan te sluiten, mijn spulletjes klaar te leggen. Jeroen (ik heb zijn naam voor de privacy even veranderd) zit helemaal vooraan. Hij zit in klas 2 en heeft in de brugklas 1 uur Duits per week gehad. Zijn kleine lengte compenseert hij met grote belangstelling.

Hij ziet een Berlijnse beer op mijn polo. „Bent u wel eens in Berlijn geweest?“ Ik antwoord, „Ja, schon ein paar Mal. (uche…. zwaar understatement). „Dat is de Berlijnse beer.“ – Ik zeg: „Genau, das ist der Berliner Bär. Aber, das klingt so, als ob du auch schon mal in Berlin warst?“ – „Ja, in mein vakantie, eh… URLAUB!“ (blij verrast dat het woord hem weer te binnen schiet, roept hij het bijna). – Ich stel hem bewust een domme vraag, tikkie theatraal: „Warst du denn ALLEINE in Berlin? “ – „Nein, mit meine Eltern.“ Ik steek een duim omhoog en antwoord: „Klasse! Berlin ist toll!

„Hast du schon gesehen, hier sind ja auch so Sachen aus Berlin drauf!“ Hij tuurt naar de „visual“ over Duitsland die een groot deel van de muur van het lokaal bedekt. Helaas heeft niemand een vast lokaal op deze school, het zij zo. Maar ze hebben wel in diverse lokalen een fraaie foto en een bijpassende fotocollage opgehangen, telkens passend bij een schoolvak. De Duitse versie is best goed gedaan, met allerlei Duitse klassiekers, van Currywurst en Schwebebahn tot Volkswagen en Beethoven zal ik maar zeggen. En een enorme Brandenburger Tor.

Hij gaat staan en wijst aan: „de Televisieturm!“ zegt hij, met overigens een fraaie Duitse uitspraak. – „Genau, der Fernsehturm!“ roep ik enthousiast. -„O ja, FERSEHturm!“. – „FerNsehturm herhaal ik en gebaar so beiläufig wie möglich hem dit te herhalen. Dat doet hij keurig.

Ik houd het tempo erin, want een een-tweetje mag niet te lang duren, de hele klas moet aan de slag. „Und weißt du noch, wie das hier heißt? Hast du auch gesehen oder?“ – Hij herkent de Brandenburger Tor meteen, maar hoe dat nu weer heet? Geen idee. „Keine Ahnung, sagt man dann“ zeg ik tegen hem. En herhaal dit al theatralisch schouder-ophalend nog een paar keer, en gebaar hem het meerdere keren na te spreken: KEEEEIIINE AHNUNG!“. Steeds overdrevener, want dat is leuker en transporteert de boodschap extra goed. Zijn maatje zit nu ook te luisteren en doet mee. Ziezo, dat weet hij – en zijn maatje – ook weer. Het is een mooie uitdrukking voor „DIDK“ – Deutsch in der Klasse. Een lijstje dat ze (de hele klas) in de kaft van hun boek moeten schrijven en telkens weer gebruiken. Het lijst ontstaat geleidelijk, in de loop van het jaar. Gewoon, dat wat je vaak nodig hebt en ECHT gebruikt. Enne… van meneer Goossen ook moet gebruiken, anders krijg je een vriendelijk, tikkie overdreven verbaasd: „Wie bitte?“ over je heen.

Een-tweetjes maken het speels en veilig voor de leerlingen. Je staat als kind niet op een denkbeeldig podium waar je mede-pubers allemaal horen of je „iets weet of niet weet“. Mensen neigen tot spiegelgedrag. Hij ging eigenlijk per ongeluk Duits terug praten omdat ik dat steeds meer deed. (Niks: „Auf Deutsch bitte!!!“) Duits leren spreken is niet een „spreekoefening“ doen en opzien tegen of „gaan leren“ voor een „spreektoets“. Het is er gewoon, het komt met een ECHTE context, die je er ongemerkt bij onthoudt, je kunt er mee spelen. En als je woorden hardop herhaalt prent je ze al een beetje in. En zo leer je het. Jeroen durft dat ook. Hij komt er wel. O ja, de eigenlijke les gaat nu beginnen…

Schreibe einen Kommentar

Deine E-Mail-Adresse wird nicht veröffentlicht. Erforderliche Felder sind mit * markiert

Diese Website verwendet Akismet, um Spam zu reduzieren. Erfahre, wie deine Kommentardaten verarbeitet werden.